Hoe je als rouwbegeleider weet dat je je werk goed doet

Doe ik mijn werk wel goed

Je komt thuis na een dag vol cliënten. Op papier heb je weer mensen verder geholpen, maar jij vraagt je af: wat heb ik toegevoegd vandaag?

Je deed het zoals je het geleerd hebt: aansluiten bij wat de cliënt vertelt, verdiepende vragen stellen, meebewegen. En toch en toch… je vraagt je af: maakt mijn cliënt wel stapjes? Help ik hem of haar wel verder?

Deed je maar werk wat productiviteit verlangt. Dan kon je lekker aan het eind van de dag zien: zo die stapel is weggewerkt, ik heb goed gewerkt vandaag.

Bij verliesbegeleiding zie je dat niet zo. Het gevoel dat je het goed doet, moet echt uit jezelf komen.

Daarvoor heb je het vak gekozen, toch? Om anderen te helpen!

Je mist nou net die afvinklijstjes waaraan jij kan zien of kan merken of iemand werkelijk een verandering aan het doormaken is.

Als je cliënt dan stopt met de begeleiding, omdat ‘het wel weer gaat’, dan moet je ook nog eens uitkijken dat je niet bij jezelf denkt: “tja, tijd heelt alle wonden”.

Soms zegt de cliënt het zelf, je vraagt hem: “wat maakt dat het nu beter gaat?” Het antwoord kan teleurstellend zijn “nou, ik heb nu een andere functie” of “het gaat met de kinderen beter dus het gaat met mij beter”, of “de zon schijnt weer en het betere weer geeft mij altijd een fijn gevoel”.

Nergens zegt je cliënt: door de vele fijne gesprekken die wij hebben gehad, voel ik dat het beter gaat.

Goede therapie is niet voelbaar

Juist dát zou nu jouw vinkje moeten zijn. Een goede therapie is niet voelbaar. De veranderingen die iemand doormaakt gaan geleidelijk en zijn blijvend. Natuurlijk zijn er methodieken die echt een shift veroorzaken, die zijn er ook, maar over het algemeen zal rouwtherapie een geleidelijk, maar blijvende, vooruitgang boeken.

Het is meer achteraf, soms jaren later, dat je nog eens terugkrijgt “dankzij jou…”